Vandaag reis ik van Alausi naar Cuenca in een gevaarlijk snelle bus. Ik zit bijna voorin, maar na een half uurtje besluit ik toch maar om achterin de bus te gaan zitten, om de kans op een ongeluk met dodelijke afloop voor mezelf te verkleinen. Mijn kreukelzone wordt nu gevormd door 20 andere passagiers in plaats van alleen de chauffeur en de voorruit, zoals in het begin van de rit. De chauffeur rijdt met bijna 100 kilometer per uur over bochtige en steile bergwegen met flinke afgronden aan de dalkant. Dit onverantwoorde rijgedrag ben ik niet gewend hier in Ecuador. Tot nu toe vond ik de bus-chauffeurs juist uitermate kalm en bekwaam en genoot ik van elke kilometer. Gelukkig is de kwaliteit van alle wegen erg goed hier in Ecuador, waarschijnlijk is dat één van de weinige redenen dat ik nu dit blogje nog kan schrijven. De busrit is qua uitzicht overigens erg mooi, we rijden zelfs een stuk boven de wolken, al heb ik daar vanuit de bus helaas geen foto’s van kunnen maken.
In Cuenca kom ik aan op het busstation, 2 kilometer buiten het centrum. Omdat ik met een zware backpack en een kleinere rugzak op mijn buik rondloop (niet erg comfortabel) wil ik geen 2 kilometer lopen. Er zijn dan twee opties; de stadsbus (0,25 dollar) of een taxi (1,50 dollar), en natuurlijk kies ik dan voor de stadsbus! Ik loop het busstation uit en zie de halte voor de stadsbussen met bijbehorende routekaart van alle lijnen in Cuenca. Helaas bedenk ik me nu dat ik geen foto heb gemaakt van het bord als bewijs; Het is onmogelijk om te onderscheiden welke bus waarheen gaat. Er zijn wel 28 lijnen met elk een eigen (op elkaar lijkende) kleur, maar als die buslijnen op de kaart samenkomen ontstaat er een mengeling van kleuren (van 1 mm dikte) waar niemand wijs uit kan. En ook de informatiebalie op het busstation laat te wensen over, want die is gesloten op zaterdag, zondag en dinsdag! Ik probeer drie keer tevergeefs de kleuren op het bord te onderscheiden (denkende dat het wel aan mij zal liggen), maar ik kan er echt geen wijs uit. Dan vraag ik een bewaker om hulp en hij verwijst me door naar bus nummer 7. Maar wanneer ik even later bij bus nummer 7 vraag of die naar de gewenste straat rijdt krijg ik een korte “no” als antwoord. Uiteindelijk stap ik gefrustreerd een willekeurige andere bus in en zeg tegen de chauffeur dat ik in de hoofdstraat wil zijn. Helaas gaat hij daar niet naartoe, maar hij komt wel redelijk in de buurt. Uiteindelijk moet ik 10 minuten lopen voordat ik bij de plek aankom waar het hostel volgens mijn reisgids zou moeten zijn. De aankomst in een grote stad gaat dus meestal niet gemakkelijk als je geen taxi wilt nemen, vandaar dat ik liever in kleine dorpjes verblijf.
Het volgende probleem: Het hostel dat op de kaart in mijn reisgids staat aangegeven blijkt gesloten te zijn. Er hangt nog wel een klein bordje met de naam, maar alles is gesloten en vervallen. Mijn reisgids stamt uit 2010, dus waarschijnlijk is er de afgelopen 2 jaar het één en ander voorgevallen waar ik geen weet van heb. Ik besluit maar rond te gaan lopen en overal naar een hostel te vragen. Gelukkig zit ik in een toeristische buurt en zijn er veel hostels hier. Ik bezoek er 5 en krijg bij de eerste 4 te horen dat een kamer voor één persoon 15 tot 25 dollar per nacht kost! Echt veel te veel, bijna het dubbel van wat ik gewend ben, dat gaat dus niet gebeuren! Bij nummer 5 heb ik meer geluk, voor 10 dollar per nacht heb ik een eigen kamer met tweepersoons bed en een badkamer. Geen budgetprijs, maar voor wat ik krijg is het prima. Het enige vreemde is dat het bewuste hostel er behoorlijk gedateerd uitziet en dat alle kamers leeg zijn en de deuren open staan. Best een spannende omgeving om snachts in thuis te komen wanneer alles donker is.
Op zondag loop ik rond in Cuenca en bezoek ik Sigsig, een dorpje 1,5 uur met de bus vanaf Cuenca. Het dorpje zou bekend moeten staan om het maken van zogenaamde Panama-hoeden, maar wanneer ik er arriveer zie ik alleen maar een grote markt in een markthal en andere dorpse kenmerken zoals winkeltjes en een kerkje. Overigens best de moeite waard om te bezoeken, helemaal omdat ik echt het idee heb dat ik hier tussen de locals zit. Sigsig is een dorpje in de bergen, ver van alle doorgaande routes. Er lopen veel oudere vrouwen in traditionele kleding rond en op straat is het een gezellige drukte. Ook de markt is fantastisch om te zien, al gaat het hier alleen om groente en fruit. De vele stalletjes en bijbehorende verkoopsters zijn een attractie op zich, alles is even actief en kleurrijk. Ik koop 2 bananen, 2 tomaten en één sinaasappel, en eet ze later op een pleintje bij een kerkje op; Echt bijzonder vers en smaakvol en dat voor maar 0,60 dollar! Wat later loop ik ook nog over het restaurantgedeelte van de markt, waar ik voor het eerst op mijn reis zie hoe een varken wordt bereid en genuttigd hier in Ecuador. Het is geen smakelijk gezicht om te zien (voor wie geen beelden wil zien, kijk vooral niet naar de foto’s bij dit verhaal), het varken wordt in zijn geheel een lange tijd boven een vuur gehangen en vervolgens op een grote plaat op de toonbank van het restaurant gelegd. Wanneer iemand vervolgens varkensvlees besteld wordt er met de hand een stuk van het beest afgescheurd. De gast mag zelfs zeggen welk stuk hij het liefst heeft, een stukje bovenlijf, onderlijf, hoofd, poot, wat dan ook. Uiteindelijk blijft er van het varken niet veel meer over dan zijn hoofd, best efficient dus, echt alles wordt gebruikt. Toch blijft het voor mij om de een of andere westerse rede geen prettig gezicht het beest daar zo te zien liggen, ik hou het vandaag bij bananen en tomaten.
Wanneer ik terugkeer in Cuenca ontmoet ik om 17.00 Susanna uit Duitsland, zij was één van mijn klasgenoten in Montanita. Haar Spaanse les duurde een weekje langer dan die van mij, dus nu heeft ze pas tijd om ook rond te reizen, net als ik. Ze gaat echter in tegengestelde richting ten opzichte van mij (vanaf Cuenca naar het noorden), dus we zien elkaar komende 2 dagen in Cuenca en nemen dan voorgoed afscheid. Samen met Susanne loop ik die avond door Cuenca en eet ik een overheerlijke pizza bij het enige restaurant dat open lijkt te zijn in de hele stad. Erg vreemd dat hier op zondag alles dicht is, zelfs de musea, terwijl zondag bij ons juist een van de belangrijkere dagen is als het gaat om dineren buiten de deur. Rond 21.00 zijn we terug bij ons hostel (Susanne is op mijn verzoek de tweede gast geworden in het hostel) en gaan we elk naar onze eigen kamer. Ik kijk voordat ik ga slapen de film Saving Private Ryan op de televisie op mijn kamer, alleen is die wel in het Spaans (nagesynchroniseerd) en niet ondertiteld, een goede oefening!
Inmiddels ben ik al bijna in Piura, Peru. Morgenvroeg zal ik om 06.00 uur vertrekken op de busrit waarbij ik de grens oversteek. Ik loop een beetje achter met mijn posts op internet zetten, maar ik schrijf ze nog steeds. Het probleem is dat ik al een tijdje geen internet heb op mijn kamer en het dan niet goed mogelijk is mijn site bij te houden. Er volgt dus snel veel meer!
Hoi Sander,
Hopelijk volgen er niet meer van die gevaarlijke busritten! Ik ben blij dat ik het achteraf pas lees als je het er heelhuids van hebt afgebracht, en er geen weet van heb op het moment dat je je in de betreffende situatie bevindt.
Je foto’s zijn weer prachtig en geven een kleurrijk beeld van de markt, je kunt zien dat je al in de buurt van Peru begint te komen, waar je op dit moment misschien al bent.
We kijken uit naar je volgende bericht!
Groetjes,
Puck en Maaike
Wat een belevenissen, Sander. Ik loop zwaar achter met lezen, ben pas bij dag 35/36 … Morgen ga ik weer verder, het is zo veel en je schrijft zo leuk!
Groetjes, ook van Jan
Ineke