Op onze laatste gezamelijke dag in Ecuador gaan Susanne en ik vandaag naar Ingapirca, de belangrijkste Incaruïne in Ecuador en een klein voorproefje voor wat me in Peru staat te wachten. We zijn om 08.40 in de ochtend op het station omdat we de bus van 9 uur niet willen missen en weten dat de rit naar Ingapirca vanaf Cuenca zeker 2 uur duurt. Het vinden van een bus gaat redelijk voorspoedig (mede dankzij de hulp van een Spaans sprekende toerist uit Argentinië) en rond 11.30 uur komen we met een bus halfvol toeristen aan bij de ruïnes.

Op het eerste gezicht lijkt het niet veel meer te zijn dan een hoop stenen, maar we zijn positief en kopen in het nieuwe en stijlvolle bezoekerscentrum een kaartje (6 dollar, best prijzig dus voor Ecuadoriaanse begrippen). Nog geen 10 minuten later start onze engelstalige rondleiding, ze laten er hier geen gras over groeien (letterlijk en figuurlijk in dit geval). De gids neemt mij, Susanne en 6 andere geïnteresseerde toeristen mee naar het terrein waar meer dan 500 jaar geleden de Inca’s leefden en ver daarvoor al de inheemse bewoners van deze streek; de Canari. De overblijfselen die we zien zijn dan ook een mengeling bouwwerken uit verschillende tijden. De lage stenen muurtjes geven de contouren van woningen, keukens, slaapkamers en ceremoniële plaatsen aan. Er werden hier veel dieren geofferd aan de goden, voornamelijk Lama’s en cavia’s (!). En eens per jaar nam men een heilig bad in gloeiend heet water, waarin je het 6 seconden moet uithouden. De gids verteld dat hij twee jaar geleden ook aan zo’n ritueel heeft meegedaan (hij stamt af van dit volk) en dat hij daarna een maand ziek was. Maar er zijn nog gekkere rituelen hier, zo verteld hij; Er is hier een giftige plant die na consumptie van de juiste hoeveelheid een halicunerende werking heeft, maar wie teveel inneemt gaat dood. En wanneer er bij de Inka’s een vooraanstaande vrouw overleed, bijvoorbeeld één van de vrouwen van de opperinca (ja, hij had er meer, dat was normaal), dan moesten andere vrouwen ook sterven door het eten van de plant. Er zijn hier twee “massagraven” gevonden, één met de resten van 11 vrouwen en een andere met de resten van maar liefst 30 vrouwen. Naast dit soort rare maar boeiende verhalen zien we ook slimme en knappe dingen, zoals een grote steen met verschillende gaten erin. Hierin werd vroeger aan de hand van de weerspiegeling van de maan in het water bepaald welke tijd van het jaar het was en of men kon zaaien en oogsten, of dat er juist niets geplant mocht worden. Geen achterlijke Henkies dus die bewoners van vroeger.

Het pronkstuk van de ruïnes is de centrale tempel die rond 1500 is gebouwd door de Inca’s. Bij de constructie van dit ovale bouwwerk is de cementloze bouwtechniek gebruikt waar de Inca’s inmiddels om bekend staan. Het is een knap staaltje vakmanschap, de stenen sluiten bijna naadloos op elkaar aan, er is geen speld tussen te krijgen. Om dit voor elkaar te krijgen is elke steen op zich nauwkeurig bewerkt; door te hakken, beitelen, schuren en zelfs verhitten en verkoelen kregen ze het hier voor elkaar om een voegloze muur te stapelen die ontzettend sterk is. De groenachtige steen die is gebruikt geeft ook nog eens een bijzonder beeld in het landschap. En zelfs aan aardbevingen hebben de slimmerikken gedacht, want volgens de gids hebben de deuropeningen een trapeziumvorm om weerstand te kunnen bieden tegen flinke aardschokken. Erg bijzonder dus allemaal, ik ben nu al benieuwd naar Machu Picchu in Peru.

Maar er zijn ook tegenvallers vandaag; Het regent al sinds onze aankomst bij Ingapirca en de hoogte en de wind maken het er niet warmer op. Daarnaast duurt onze rondleiding slechts 50 minuten (voor iemand zoals ik echt veel te kort om alles goed te kunnen bekijken) en hebben we daarna niet de tijd om individueel nog even rustig rond te lopen en alles in ons op te nemen. De bus naar Cuenca vertrekt namelijk alweer op 01.00 uur en er wordt ons verteld dat dat de laatste kans is om vandaag in Cuenca te komen. Ik geloof er niks van (op het busstation is ons beloofd dat er om 15.00 uur ook een bus zou gaan), maar goed, ik wil hier ook niet graag vast komen te zitten in the middle of nowhere. Met onze toeristengroep lopen we nog snel even naar een nabijgelegen rots waarin een groot gezicht te zien is, dat zouden de Inca’s gedaan hebben volgens de gids. Een interessant beeld, de moeite waard om even een stukje voor naar beneden te lopen. Daarna gaan we naar de bus en kopen voordat we instappen nog snel even een brunch bestaande uit chips, yoghurt en mandarijnen, want meer is er niet voorhanden in dit razend tempo. Jammer dat het allemaal zo gehaast moet, maar wel weer fijn dat we bijtijds terug zijn in Cuenca. Een bijzondere cultuur die van de Inca’s, al heb ik me vanwege onze krappe tijd voor mijn gevoel helaas niet goed genoeg kunnen voorstellen hoe het hier vroeger geweest moet zijn, maar dat komt in Peru nog wel goed.

Na terugkomst in Cuenca bezoeken we een werkplaats waar Panamahoeden gemaakt worden, iets dat me eerder in Sigsig niet gelukt is en dus blijkbaar ook gewoon hier in Cuenca kan. De bijzondere hoeden, die ik ken van televisie, worden hier in elkaar gevlochten, met hete damp en een mal in een vorm geperst en afgewerkt. De naam Panamahoed doet vermoeden dat de hoed uit Panama komt, maar niets is minder waar. Dit is een heus Ecuadoriaans product, dat echter bekend werd via de handel die in Panama plaatsvond waardoor de verwarring is ontstaan. We krijgen het hele productieproces te zien en zelfs nog een korte blik in het museum over hoe de hoedenmakerij hier in Cuenca onstaan is. Het is bewonderenswaardig om te zien met hoeveel aandacht en arbeid elke hoed wordt gemaakt, ik wil er eigenlijk eentje kopen (slechts 25 dollar), maar met 5 reismaanden in het verschiet en het gegeven dat ik nooit hoeden draag weet ik toch nee te zeggen. Ik vraag nog wel naar de duurste hoed die ze hebben en krijg een op het eerste gezicht vrij eenvoudige hoed te zien. Maar wie beter kijkt ziet dat deze hoed vele malen fijner van structuur is dan alle anderen, er is meer dan 2 maanden aan gewerkt volgens de verkoper. Niet voor niets kost deze hoed dan ook 600 dollar en is hij nog niet in een vorm geperst, omdat de wens van de klant nog kan variëren. Zo’n hoed wil ik wel kopen mocht ik ooit geld te veel hebben.

In de avond eten we rijst met kip (hoe kan het ook anders) en zitten we tot 23.00 in een India’s internetcafe. Onder het genot van echte Indiase muziek, eten we Indiase zoetigheid en drinken Arabische thee; wat geweldig die globalisering!

Comments are closed.

Post Navigation