Via een busrit van maar liefst 14 uur verruil ik het warme en dorpse Nasca voor het koude en stedelijke Cusco. Ik heb mezelf voor de verandering eens een keer verwend en 100 sol (33 euro, first class) betaald voor mijn busticket in plaats van 80 sol (26 euro, economy class). Hoewel het verschil slechts 6 euro is zit ik in ruil daarvoor in een aparte ruimte onderin de bus, samen met 7 andere gelukkigen. We hebben onze eigen televisie en bredere en ruimere stoelen dan de mensen die boven ons zitten (ja, we zitten in een dubbeldekker-bus). Eerlijk gezegd had ik ook nog gerekend op stoelen die nagenoeg horizontaal te zetten zijn (170 graden plat werd me bij boeking verteld), maar helaas is dat niet het geval en heb ik nog steeds een beetje het gevoel dat ik in een stoel zit. De stoelen zijn echter wel een stuk breder dan boven en kunnen verder plat, dus het is de 7 euro zeker waard (14 uur is toch niet niks…). We vertrekken om 22.00 in de avond vanuit Nasca en meteen besef ik weer hoe gelukkig ik eigenlijk ben met mijn oordoppen, die ik min of meer toevallig uit Nederland heb meegenomen. Ik ben moe en wil meteen slapen, maar de chauffeur kan het niet laten om vlak voordat iedereen zijn ogen dichtdoet nog even snel een filmpje aan te zetten, met het volume vol open. Ik hoor echter niemand klagen (er zijn ook maar zes anderen) en dus doe ik als een oude opa mijn oordoppen in en zonder mezelf af van het entertainment aan boord, om te genieten van mijn rust.

De busrit veloopt de volgende 14 uur niet echt zoals ik had gehoopt. Ik word meerdere keren in de nacht wakker omdat de bus flinke bochten maakt op de slingerende bergweggetjes. Het is dat we tegelijkertijd geen vertikale bewegingen maken, zoals een boot op zee, anders zou ik echt kotsmisselijk zijn geworden. De bus rijdt niet hard, gemiddeld 60 km/uur schat ik (er hangen digitale displays in de bus waarop je kunt zien of de maximale snelheid van 90 km/uur niet wordt overschreden), maar toch is het genoeg om lichtelijk misselijk van te worden en niet te kunnen slapen. Daarnaast staat de verwarming op ongeveer 40 graden en is daardoor het water in mijn tas, die tegen de radiator aan ligt, de zestig graden wel gepasseerd wanneer ik een slok neem, om over mijn benen maar niet te spreken. Ik kan echter van stoel verruilen (niet alles is bezet hier beneden) en ga midden in de bus zitten, wat een hele vooruitgang is. Wat ik me van de busrit wel als bijzonder herinner is een moment diep in de nacht, rond 03.00 uur, wanneer ik na een zoveelste scherpe bocht weer werd gewekt uit mijn slaap. Ik kijk om me heen en zie in het donker de schimmen van zes slapende mensen, met op de achtergrond het verstomde geluid van het voortdurend afremmen en optrekken van de grote bus, verder is het stil. Zoals altijd wil ik weten waar ik ben en ik schuif het gordijn opzij om naar buiten te kijken. Het is pikzwart en er is niks meer te zien dan wat reflectie van het licht uit de bus dat wordt weerkaatst in het dunne laagje waterdamp aan de binnenkant van de ruit. In de hoop toch iets te kunnen waarnemen veeg ik met mijn mouw een stukje droog en zie ik, schuin naar voren kijkend, de lampen van de bus weerkaatsen tegen de zanderige en rotsachtige berm. En op dat moment verschijnt er ineens een andere bus, die net groot en indrukwekkend is als de onze en ons tijdens zijn tegemoedkomen in een flits passeert. Vervolgens is er weer niets dan zwarte leegte, een donkere wereld waar schijnbaar alleen enorme bussen zich durven te wagen. Wat bijzonder is dat toch, dat we hier met zijn tientallen (wellicht 60-en, boven zijn veel economy-stoelen) zo slapend in de nacht door een van oorsprong onbegaanbaar berglandschap slingeren. Een berglandschap waar enkele honderden jaren geleden de Inka’s nog met veel moeite overdag lange wandelroutes aflegden om van het ene dorp naar het andere te komen. Wellicht hadden ze daarbij wel wat hulp van dieren zo hier en daar, maar het blijft een enorm contrast met wat hier nu gebeurt. In slechts 14 uur leg ik slapend een afstand af waarover men vroeger alleen maar kon dromen (en dan zit ik nog niet eens in een vliegtuig!). Een bijzonder moment van plotselinge bewustwording dus zo midden in de nacht in een bus ergens in de bergen van Peru. Dat zijn toch dingen waar je achter je laptop in Nederland niet zo snel over nadenkt, en dat is wat het reizen zo mooi maakt!

Maar genoeg over de busrit, want anders wordt het weer een eindeloos verhaal (als het dat al niet is) en dat is nu ook weer niet de bedoeling. Ik had namelijk ook nog kunnen schrijven over die ene tussenstop die we maakten, waarbij ik op Ecuadoriaanse wijze een sinaasappel schilde, terwijl de overige busgangers zich uitleefden op het provisorische buitentiolet van golfplaten. Of over het moment waarop we “lunch” geserveerd kregen en iedereen een minibroodje, stukje koek en één glaasje drinken kreeg (krankzinnig weinig voor zo’n dure busrit van maar liefst 14 uur, ik ben echt veel beter gewend). Of over het tiolet in de bus, dat in eerste instantie best schoon was, maar bij aankomst in Cusco echt om te kotsen zo vies (daar wil je niet op je sokken naar binnen om een plasje te plegen, dat kan ik je wel vertellen).

Ik kom aan in Cusco op het drukke busstation en neem na wat overleg met een bewaker de alternatieve route naar Plaza de Armas, vanaf waar ik wel weet hoe ik naar mijn hostel (dat ik een tijd geleden al via internet heb gereserveerd) moet lopen. Normaal reserveer ik niks (zoals jullie inmiddels wellicht weten), maar in dit geval wilde ik zeker zijn van een goede thuisbasis om me mentaal en fysiek te kunnen voorbereiden op de Inkatrail, een wandeling van 4 dagen naar Machu Picchu en de duurste excursie op mijn hele reis. Ik had vanaf de busterminal een taxi kunnen nemen naar mijn hostel voor 6 sol (2 euro), maar nee hoor, op de een of andere manier is dat gewoon te gemakkelijk, ik doe het graag moeilijk. Ik kan het gewoon niet laten om een goedkopere optie te vinden, al is het alleen al om me iets minder toerist te voelen. In eerste instantie wil ik zelfs gaan lopen (15 blokken met mijn inmiddels 20 kg zware rugzak en 8 kilo “handbagage”, geen pretje dus), maar dan hoor ik na enige navraag dat er minibusjes zijn die mensen door de stad vervoeren voor slechts 60 centimos (20 eurocent). Natuurlijk worden die minibusjes alleen gebruikt door de locals die ze weten te vinden en betalen “normale toeristen” hier gewoon wat extra voor een taxi, ik dus niet! De locals kijken me dan ook een beetje verwonderd aan wanneer ik met mijn backpack in het overvolle en veel te kleine minibusje stap, maar na een paar minuten zijn ze wel aan me gewend en beginnen me zelf te vertellen hoe ik het best bij Plaza de Armas kan komen. Erg leuk dus om zo door Cusco te rijden en weer blijkt hoe aardig en behulpzaam mensen hier in Zuid-Amerika kunnen zijn.

Zonder veel moeite bereik ik Plaza de Armas, maar dan begint de echte uitdaging pas blijkt. Mijn hostel ligt op de kaart vlakbij Plaza de Armas (slechts één kilometer verderop), maar in werkelijkheid ligt het hostel ook nog eens 100 a 200 meter hoger op een berg. Ik had al wel zoiets gelezen op internet, maar dacht dat de luie toeristen weer eens overdreven met hoeveel moeite ze moesten doen om de berg op te lopen. Niet dus, ik moet echt flink werken om hier mezelf en mijn zware bagage omhoog te krijgen. En daarbij zit ik hier op 3300 meter boven zeeniveau (waar ik gisteren nog praktisch op zeeniveau was) en is dus al hele opgave om alleen al mezelf een trap op te krijgen. Natuurlijk kan ik alsnog een taxi nemen, dus ik moet niet klagen, maar ik kan het gewoon niet laten om ook dit laatste stukje alleen te doen. Het doet me denken aan Banos in Ecuador, toen ik met mijn mountainbike de berg terug op fietste, hoe krijg ik mezelf toch steeds weer in die situaties? Uiteindelijk bereik ik hijgend het hostel, na 5 zeer nodige pauzes om op adem te komen, maar vanaf dan is het alleen nog maar genieten. Ik krijg letterlijk een warm onthaal met een kopje coca-thee (goed tegen hoogteziekte), verwonder me over mijn grote 6-persoons kamer waar ik alleen in lig en geniet van het prachtige uitzicht dat ik vanaf het hostel heb over Cusco. Ik heb dus met enige moeite dit mooie stekje bereikt, maar ik kan nu de komende 3 dagen rustig acclimatiseren en ondertussen een beetje op mijn gemak de stad verkennen.

2 Thoughts on “Dag 61: Van Nasca naar Cusco

  1. Ineke on 26/09/2012 at 19:46 said:

    Hoi Sander

    Inmiddels bij 15 sept. aangeland; je schrijft zo veel maar ik wil echt alles lezen en al je foto’s goed bekijken. Geweldig om met jou meeliftend die verre landen te leren kennen. Zoek als je terug bent in Nederland een goede uitgever, dit is zo bijzonder!

    Groetjes, ook van Jan,
    Ineke

  2. Lia on 26/09/2012 at 21:27 said:

    Hoi lieverd,

    Ik ben ontzettend trots op je! Wat toon je karakter, keer op keer.

    Liefs,
    Lia

Post Navigation