Omdat we tot zaterdag hebben gewacht om de vulkaan bij Pucon te beklimmen, lopen we nu één dag achter op schema en moeten we als een haas richting Argentinië. Het is namelijk nog een hele weg naar Ushuaia, de plek waar we op 5 december moeten zijn voor de terugvlucht van Leo.
Rond een uur of 12 vertrekt onze bus naar San Martin de los Andes, een Argentijns plaatsje 5 uur rijden verderop. Op onze route rijden we door een rotsachtig landschap dat veel doet denken aan wat we samen in 2010 in de USA hebben gezien. Het is droog en we worden omringd door oranje-rode rotspartijen die soms vertikaal de lucht in steken. Halverwege vinden we de grens tussen Chili en Argentinië, waar we lang moeten wachten maar gelukkig minder intensief gecontroleerd worden dan bij mijn vorige grenscontrole. Net vóór de grens krijgen we onze laatste blik op een vulkaan die we al de hele weg aan onze rechterhand hebben. Ik ben de naam even kwijt helaas (ik geloof Llaima), maar hij is net zo indrukwekkend als de vulkaan in Pucon. Om 17.00 uur komen we aan in San Martin de los Andes en kunnen daar met wat geluk de bus van 17.30 richting Bariloche nemen. Nu hoeven we niet te overnachten in San Martin de los Andes en hebben we in Bariloche twee volle dagen de tijd om de omgeving te zien. Dat is fijn, want we liepen wat achter op schema en het is niet prettig om te moeten haasten. Tijdens de busrit naar Bariloche zijn we pas voor het eerst echt onder de indruk van het Argentijnse landschap. Langs de slingerende heuvelachtige weg zien we enorme hoeveelheden gele bloemen en prachtige bergmeren. De hoge bergen op de achtergrond geven een echt Andesgevoel; het ligt er allemaal zeer idyllisch bij hier. In de bus kijken we naar de film “Yes, man” met Jim Carrey. Ook al is de film Spaans gesproken en af en toe een beetje flauw, hij is vermakelijk genoeg om onze busrit snel te doen laten verlopen.
In de avond komen we aan in Bariloche, rond een uurtje of 21.30. In het donker zoeken we een bushalte en wachten op de lijn die het busstation met het centrum verbindt. Ook hier maakt men weer gebruik van de beruchte buskaart, net zoals dat in Mendoza het geval was, iets waar je als achteloze reiziger echt niks mee kunt. Gelukkig zijn er behulpzame Argentijnen die voor ons hun kaart willen gebruiken en kunnen we ze contant betalen; wat een rotsysteem! In het centrum lopen we een half uurtje vruchteloos rond voordat we bij hostel Backpackers aankomen en een dormroom krijgen toegewezen. Het is zeer rustig in het hostel in deze tijd van het jaar en dus kunnen we onze kamer met vier bedden als privé-kamer beschouwen. Fijn dat we eindelijk een thuis hebben, want het is inmiddels al 22.30 uur en het zou vervelend zijn om de nacht als zwerver in het park door te brengen.
De laatste maaltijd ooit (als in moment op de dag) nuttigen we in het centrum, in een fondue-restaurant dat veel weg heeft van een grote oostenrijkse blokhut. De geur van vloeibare kaas en de kleine door hout gescheiden raampjes geven een echt Europees tintje aan de avond. Leuk allemaal, maar het ontbreekt wel een beetje aan Argentijnse authenticiteit. We passen ons feilloos aan en eten brownietaart en sandwich, echte niet-Argentijnse gerechten.