Op de boot wordt ik wakker wanneer het licht wordt. Overal om me heen liggen nog mensen te slapen, maar er zijn er ook een aantal naar muziek aan het luisteren. Net als gisterenavond, net voordat ik ging slapen, loop ik naar buiten, naar het voordek, waar ik met mijn ogen knipperend de koude ontwakenende omgeving in me opneem. We varen in een mistig gebied, waar grote rotsen of bergen door de nevels heen steken. Het is een mysterieus schouwspel dat traag aan mijn ogen voorbijtrekt. Hier is geen spoor van beschaving op de kust, alleen licht begroeide rotsen die als reuzen het water uitsteken. We beginnen het eind van de wereld te naderen.
Het ontbijt volgt en later op de dag klaart het wat op buiten. Op de boot ben ik mooi in de gelegenheid om mijn blogjes bij te werken die ik de afgelopen week niet heb kunnen schrijven. Van achter mijn laptop zie ik, zittend in de warme combuis, onophoudelijk water en rotsen voorbij schuiven. Het is een mooi beeld, maar niet de moeite waard om de hele dag voor op het dek te staan in de kou (het is ongeveer 7 graden buiten denk ik). Zo typ ik een blogje, ga even op het dek kijken, en typ ik weer een blogje. Een perfecte afwisseling, ik kan er wel aan wennen.
Maar dan komt het moment dat de boot een klein stukje open zee bereikt en de boot meer begint te schommelen. Voor scheepslui zijn de bewegingen die ons schip maakt nog steeds een lachertje (heb ik ooit van een kapitein gehoord in Nieuw Zeeland), maar ik wordt er al snel beroerd van. Ik moet terug naar mijn stoel en me op de golfslag concentreren zodat mijn situatie stabiel wordt. Ik weet het, als het op varen aankomt ben ik echt een mietje, maar ik wordt gewoon kotsmisselijk van dat bewegen. Ik beloof mezelf wederom plechtig om niet snel meer aan boord van een boot te stappen, beseffende dat ik mezelf toch weer niet lang aan die belofte zal kunnen houden. Ik ben gewoon gemaakt voor het land, niet voor de zee en niet voor de lucht, maar zo nu en dan moet je wel.
We varen Beagle Channel in, de zeestraat die genoemd is naar het schip waarmee Charles Darwin dit stuk van de wereld bereikte. De kapitein van het schip, Meneer Fitz Roy, is ook geen onbekende, naar hem is een voor ons inmiddels bekende berg vernoemd. Op 29 januari 1833 zag Charles hier voor het eerst een gletsjer en schreef in zijn aantekeningenboek: “many glaciers beryl blue most beautiful contrasted with snow”. Dat zijn de gletsjers die wij vandaag ook zien (althans, op dezelfde locatie), een bijzonder fenomeen. We zijn natuurlijk al erg verwend geraakt als het op gletsjers aankomt; wie Perito Moreno gezien heeft is niet snel meer onder de indruk. Toch vinden we hier weer een aantal juweeltjes, enorme rivieren van sneeuw en ijs die vanuit hoog in de bergen tot aan het water reiken. Het feit dat wij hier met ons “kleine” bootje langs varen en dat er verder geen andere toeristen zijn, geen mogelijkheid tot buslading Israëlieten of Duitsers of aangelegde wandelpaden, maakt het extra bijzonder om de gletsjers te zien. We varen hier echt in de zuidelijkste regionen op aarde en er is geen stervende ziel te bekennen.
De ene na de andere gletsjer schuift aan ons voorbij en het is flink werken met al dat fotograferen. Leo probeert ook het een en ander te filmen, maar ik ben benieuwd wat daar uit komt. Het is namelijk niet mogelijk om goed vast te leggen hoe je dit landschap ervaart, vooral door de enorme schaal die het heeft. Dat is op foto’s in elk geval niet terug te zien, een enorme rauwe gletsjer van sneeuw en ijs verpietert zonder mensen op de voorgrond tot een schattig wit sneeuwveldje. Daarnaast mis je nog andere dimensies, zoals de koude wind, de stilte en de ietwat zoute zeegeur. Wanneer wordt er nou eens een apparaat uitgevonden die dat ook allemaal simuleert? We wachten hoopvol af.
Na lang varen over Beagle Channel zien we aan onze linkerhand Ushuaia verschijnen. Op een vlakker stukje land aan de voet van de bergen ligt het stadje er rustig bij. Het is inmiddels 21.00 uur geweest, de avond gaat zo vallen, maar omdat het laat donker wordt kunnen we dit nog bij daglicht meemaken. Zelf varen we door naar Puerto Williams, een nog zuidelijker gelegen dorpje aan de rechterkant van het kanaal en op het eiland Navarino. Eiland Navarino is Chileens grondgebied, Ushuaia behoort tot Argentinië. We varen dus op de grens tussen de twee landen; links zien we Argentinië, rechts zien we Chili. Per boot hebben we het zuidelijkste punt op mijn reis bereikt, een aangename manier van reizen, ondanks het uurtje schommeling waarin ik misselijk werd. De avond valt en in de verte zien we de lichtjes van het kleine Chileense dorpje waar we naartoe varen. Pas rond 23.30 uur meert de boot er aan en kunnen we van boord. Aanvankelijk hadden we het idee om aan boord te blijven slapen omdat we niet het idee hadden dat we nog bij ons geboekte hostel terecht zouden kunnen, maar net wanneer we ons klaar willen gaan maken voor de nacht worden we begroet door de manager van het hostel, die ons een lift aanbiedt. Erg goed geregeld allemaal dus, al kun je dat niet zeggen van de kamer waarin we later terecht komen. De kamer met twee losse bedden is plots veranderd in een kamer met stapelbed, die overigens zo klein is dat we amper plek hebben om onze tassen neer te zetten. Ook de gangen waardoor we moeten lopen zijn van gehorig materiaal en alles behalve degelijk. Daarnaast is onze badkamer dezelfde als die van de eigenaar en moeten we langs zijn bed lopen wanneer we die willen bereiken (er zit nog wel een gordijn tussen, maar dat is dan ook alles). Op de vraag of er wifi is schudt de eigenaar verbaasd zijn hoofd, alsof hij wil zeggen; “hoe hadden jullie dat kunnen denken? Natuurlijk niet!” Bij onze reservering op internet werd er echter schaamteloos mee geadverteerd en de volgende dag zien we dat ook de voorgevel van het hostel versierd is met de vier letters. Een typisch gevalletje van beetje jammer, helemaal omdat het geen extreem goedkope slaapplek is. Maar ja, we zitten in het zuiden van het zuiden, en op Isla Navarino is dit bij mijn weten het enige hostel, we hebben niet veel keus. Gelukkig liggen de bedden goed en hebben we het niet koud wanneer we rond 01.00 uur in slaap vallen, de basis is dus gelukkig wel in orde.