Bij het ontbijt wordt ons brood geroosterd door een man op leeftijd, een andere man dan die ons gisteren van boord haalde, want die ligt nog hoorbaar achter zijn gordijntje te slapen. Ook de eetkamer bevindt zich in dezelfde ruimte als waar de manager woont en slaapt, best gezellig dus, maar ook wel een beetje een bijzondere setting. De man die het brood roostert is overigens ook erg aardig, maar wel een beetje verstrooid. Wanneer Leo een vraag stelt wrijft hij nadenkend en onbewust met het broodtangetje over zijn bestoppelde kin, alsof hij daar het antwoord probeert los te wrijven. Hij lijkt zich geen ogenblik te realiseren dat hij met datzelfde broodtangetje over enkele minuten onze boterhammen uit de rooster gaat halen, iets dat naar onze westerse maatstaven niet als echt hygiënisch wordt beschouwd. Maar wellicht is het volgens goed Navariens gebruik dat er met het broodtangetje over de kin wordt gewreven, dus we zeggen er maar niks van. Als toerist ben je immers altijd te gast en dien je jezelf ook als gast te gedragen, zelfs als dat betekent dat je bestoppeld brood moet eten.

Na ons behaarde ontbijt kopen we twee tickets voor een overtocht naar Ushuaia, waar we morgen heen zullen varen. Bij het horen van de prijs van de overtocht valt mijn mond bijna open van verbazing. Douane: 8 euro (oke), busrit van 1,5 uur naar haven: 16 euro (oke), boottocht van 20 minuten naar Argentinië: 50 euro (belachelijk!). Totaal zijn we dus 74 euro kwijt om naar de overkant te komen, naar de bergen die we vanaf Puerto Williams kunnen zien. Een ridicuul bedrag, vooral voor de boottocht van 20 minuten. Gisteren maakten we nog een boottocht van 30 uur en die kostte ons “slechts” 150 euro. Het boottochtje van morgen is dus ongeveer 30 keer zo duur! We doen navraag en horen dat de Argentijnen achter dit complot zitten. Zij zijn het die de boot exploiteren en dus de prijs bepalen. Een en ander heeft te maken met de grensproblemen tussen beide landen, waar wij nu de dupe van worden. Maar er zit niets anders op, zwemmen is vrij lastig met je backpack, dus we kopen de kaartjes met tegenzin. Wat een afzetterij!

Gelukkig hebben we in financiële zin een goede dag verder, want het museum dat we aansluitend bezoeken is gratis, net als de bergwandeling die we later maken. Het relatief kleine museum vertelt het verhaal van de Yaghan indianen die hier duizenden jaren hebben gewoond. Helaas zijn ze met de komst van de Europese zeevaarders allemaal uitgestorven, vooral door besmettelijke ziektes. We zien foto’s en gebruiksvoorwerpen van de indianen en lezen over leefwijzen en gebruiken. De primitieve indianen waren nomaden en leefden in deze streek vooral van zeedieren en guanaco’s. Ze waren bedekt met weinig kleren en hadden het vuur ontdekt om zich warm te houden. Vuurtjes waren dus belangrijk, net als de van boomschors gemaakt kano’s waarmee ze zich verplaatsten. De vuurtjes werden zelfs brandend meegenomen in de kano’s, zodat ze niet steeds opnieuw en met veel moeite met vuurstenen aan de slag moesten. De naam vuurland of Tierra del Fuego (die deze regio heeft) komt dan ook voort uit de vuurtjes die de eerste ontdekkingsreizigers aan land zagen branden. Charles Darwin typeerde de inboorlingen in 1833 als volgt:

 

I never saw more miserable creatures; (…) stunted in their growth, their hideous faces bedaubed with white paint & quite naked, their red skins filthy & greasy, their hair entangled, their voices discordant, their gesticulation violent… Viewing such men, one can hardly make oneself believe that they are fellow creatures placed in the same world.”

 

Geen stralende en frisse jongens dus, die Yaghan people, maar een zeer interessante cultuur die helaas helemaal is verdwenen. Ik lees nog veel over de gebruiken van de indianen, waarbij vooral het overgangsritueel van kind naar volwassene eruit springt. Kinderen werden daarbij ontvoerd uit hun huis en werden in afzondering beschilderd. Er volgden rituelen met beschilderde mensen die vreemde geluiden maakten, een behoorlijk angstaanjagende periode voor het kind van meerdere dagen. Daarna was het volwassen en klaar voor de weide wereld. De details ben ik helaas alweer vergeten (er is ook zoveel informatie in die musea), maar het is zeker de moeite van het verdiepen waard.

Na het museumbezoek kopen we eten in de “supermarkt” (lees: een klein huisje met goederen) en beginnen we aan mijn laatste wandeling op weg naar het zuiden. We zullen Cerro Bandera beklimmen, een relatief eenvoudige berg met een grote Chileense vlag op de top. Het avontuur begint in de bossen, waar het goed gemarkeerde pad over verschillende hindernissen loopt (vooral omgevallen bomen). Het is echt stil onderweg, op een paar fluitende vogels en een riviertje na horen we niks of niemand. We komen ook geen andere wandelaars tegen, we zitten hier echt op een eiland in het afgelegen zuiden. Wanneer we na een uurtje lopen boven de boomgrens uitkomen zien we een prachtig uitzicht op Puerto Williams en Beagle Channel. Je kunt hier vanaf de grond bijna de landkaart zien die we gisteren op de boot nog hebben bekeken. In de verte zien we Ushuaia, de zuidelijkste stad ter wereld, die we morgen van dichtbij zullen bekijken.

Een klein stukje verderop bereiken we via een klein sneeuwveldje de grote vlag op de top van de berg. Een mooie markering op het eind van onze route dus. Omdat Cerro Bandera zich ten zuiden van Puerto Williams bevindt en onze beklimming aan de noordkant van de berg was, is de top van deze berg het zuidelijkste punt waar ik op mijn reis door Zuid-Amerika zal komen. Vanaf de vlag lopen we nog enkele tientallen meters verder naar het zuiden, op zoek naar een windstille plek voor de meest zuidelijke lunch op mijn reis. We eten tonijn uit blik, stokbrood en zelfs het laatste beetje pindakaas dat ik nog in mijn tas heb zitten. Als dit geen reklame is voor Calve dan weet ik het niet meer! Na de lunch loop ik nog een paar passen verder naar het zuiden, en nog een paar verder, want waar is nu precies het meest zuidelijke punt? Ik kan natuurlijk steeds een stapje meer doen, maar wil wel ergens een grens trekken. Een zuidelijk sneeuwveldje biedt uitkomst, mijn voetafdrukken blijven mooi in de sneeuw staan en markeren het punt waarop ik besluit dat het mooi geweest is. Ik heb genoeg stappen gezet in zuidelijke richting, genoeg bussen genomen, genoeg dingen gezien. Het is tijd om mijn blik noordwaards te wenden, de ommekeer op mijn reis, en dat is wat ik dan ook letterlijk doe. Het keerpunt, de zuidelijkste stip op de landkaart in mijn toekomstige fotoboek zal hier liggen, hier in de sneeuw enkele tientallen meters ten zuiden van de Chileens vlag. Dit is het punt waar opa naar zal verwijzen wanneer zijn kleinkinderen vragen; “wat is het meest zuidelijk punt waar je ooit bent geweest opa?”, “Hier mijn jongen” zeg ik dan, wijzend daar dit zuidelijke plekje op aarde. Maar genoeg sentimentele fictiviteiten, het is tijd voor bier! En niet zomaar bier. Voor de gelegenheid hebben Leo en ik het meest zuidelijk gebrouwen bier ter wereld meegenomen uit Punta Arenas. Na een paar minuutjes in de koude sneeuw is die perfect op temperatuur en proosten we op de bereikte mijlpaal.

Het afdalen gaat vervolgens snel. Waar het tempo van Leo bepalend is voor de tijd die we over de beklimming deden, is het mijn stommiteit die de duur van de afdaling bepaalt. Tijdens een korte stop op een uitzichtpunt laat ik mijn rugzak van een bankje afglijden en die rolt zo van een steile rots af. Tien meter beneden ons horen we hem na een flinke klap en wat rollen tot stilstand komen, dus ik start een recovery operation. Leo blijft op het punt van vermissing staan terwijl ik via een grote omweg probeer de bossen aan de voet van de rots te bereiken. Zodra ik van het pad af ben is de helling steil en losjes zodat ik steeds wegglij. Ook liggen er overal takken en boomstronken op mijn route, geen eenvoudige klus dus. Uiteindelijk kom ik 15 minuten later bezweet aan bij mijn rugzak en kan ik hem gelukkig weer in mijn armen sluiten. Mijn veldfles is flink gedeukt, maar verder is er niks aan de hand en kunnen we weer verder. Volgende keer toch maar een beetje beter opletten waar ik mijn tas neerzet, mijn paspoort zat erin en voordat je het weet kun je het land niet meer uit.

We gaan terug naar het hostel, nemen een douche in de beruchte badkamer en lopen naar het centrum van Puerto Williams. Puerto Williams is een klein afgezonderd marine-dorpje met slechts 2262 inwoners en dat is goed terug te zien aan de omvang van de dorpskern. Omdat dit eiland tot Chili behoort en de dichtstbijzijnde Chileense stad (Punta Arenas) op 30 uur varen ligt, ontbreekt het de inwoners hier deels aan degelijke moderne gebouwen. De meeste huisjes die we zien zijn gemaakt van staalplaten, zo ook de huisjes die het kleine centrumpleintje omringen. Het is alsof je in een tijdelijk kamp rondloopt, of een soort van basis op de zuidpool. Ook het enige restaurant dat het dorp rijk is bevindt zich in het centrumpje, dus we hoeven niet lang te zoeken voordat we het vinden. Op het menu vandaag een sandwich of een pizza met Kingkrab, iets anders valt er niet te kiezen. Omdat ik niet dol ben op zeedingen en een sandwich me ook een beetje schraal lijkt, vraag ik of het mogelijk is om een pizza met groente te krijgen, maar zelf dat is niet mogelijk. Vooruit, dan maar een Kingkrab pizza, we zijn tenslotte maar één keer in het Kingkrabrijke zuiden en het is ook wel leuk om een lokaal zeeproduct te proberen. Ik kan jullie vertellen dat het niet tegenviel, het was zelfs best lekker, al had de pizza naast een berg kingkrab en een kilo kaas ook best wat groens kunnen gebruiken.

Comments are closed.

Post Navigation