We worden wakker op onze nieuwe nieuw slaapplek. Het Bed en Breakfast waar we sinds gisteren in terecht zijn gekomen is in alle opzichten het tegenovergestelde van het hostel dat we daarvoor hadden. De bedden stinken niet, het ontbijt bestaat uit meer dan alleen jam (yoghurt met cereals) en de huiskamer lijkt meer op dat van een gezin dan dat van een stel jongeren. Het is wat boven mijn stand (met 27 euro per persoon per nacht dubbel zo duur als een hostel), maar het is een heerlijke warme plek om thuis te komen. In de loop van de ochtend kopen we ons lunchpakket bij de supermarkt en vertrekken we per bus naar Tierra del Fuego National Park. Ik had geloof ik gisteren al vermeld dat alles hier erg duur is en dat geldt ook voor de boswandeling die we vandaag gaan maken. Niet alleen moeten we de bus naar het park betalen (zo’n 17 euro per persoon voor een ritje van 30 minuten), ook is er de toegangsprijs van het National Park (14 euro per persoon). We maken dus een boswandeling van 31 euro per persoon, de duurste in mijn carrière als boswandelaar (het is nota bene nog goedkoper om een dagje naar de Efteling te gaan!).

Tierra del Fuego is prachtig, maar niet meer dan dat. De laagdrempelige wandelpaden die we die middag lopen voeren langs beekjes en riviertjes. We zien veel ouderen lopen en toeristenbussen rijden af en aan, duidelijk een teken dat we ons in een gebied bevinden dat gemakkelijk toegankelijk is en geen hoge moeilijkheidsgraad heeft. We hadden wel voor die hogere moeilijkheidsgraad kunnen kiezen door een pad de bergen in te nemen, maar na al het lopen en klimmen in de afgelopen weken doen we het vandaag maar eens rustig aan. Daarnaast is het landschap hier erg mooi, maar lijkt het ook veel op wat we al gezien hebben en heeft het verder niet veel bijzonders dat echt de moeite waard is. We zijn verwend en moeten terugschakelen om van dit relatief eenvoudige landschap te kunnen genieten. Wanneer je in je gedachten de Yaghan indianen in deze omgeving ziet rondlopen krijgt het allemaal nog wel wat extra spanning, maar zonder die gedachte zien we vooral een doorsnee bloeiend landschap waar ik na een jaartje Nederland waarschijnlijk een moord voor zou doen.

We betreden een vlonder, daar ging het eigenlijk al mis, want wie in the USA geweest is weet dat vlonders er alleen maar zijn om hordes toeristen een dienst te bewijzen. En die hordes zien we dan ook. Zo staan we nog alleen in de vrije en wilde natuur en zo kun je geen foto meer maken zonder dat er een toerist op te zien is. Ik erger me dood, maar dat is denk ik vooral omdat al die toeristen zich ook hetzelfde gedragen. De eenvoud van de voorgeprogammeerde mens, dat is wat we hier zien. Met wel 3 busladingen tegelijk (zeker 50 personen) lopen alle toeristen in een rijtje de vlonders op om vervolgens op het puntje synchroon foto’s te maken van alles en iedereen om zich heen. Ik moet er eigenlijk gewoon van lachen, maar tegelijkertijd ook een beetje huilen. Kunnen we dan niet eerst meer even genieten van de omgeving en pas na een minuut of 10 beginnen met foto’s maken? Ik vrees dat ik zelf geen haar beter ben, maar het is toch eigenlijk triest om te zien, dat het vastleggen van de omgeving belangrijker is dan het beleven van de omgeving zelf. Waar gaat het nu eigenlijk om; het kunnen bewijzen dat je ergens bent geweest of het ergens echt zijn? Maar misschien maken alle mensen die foto’s ook wel uit sociaal oogpunt, ze denken eerst; “deze beleving wil ik ook aan mijn vrienden/familie laten zien!” en denken daarna pas aan zichzelf. Hoe dan ook, ik denk dat we meer aan ons zelf moeten denken en stel voor dat iedereen die dit leest eerst tien minuten rondkijkt en dan pas begint met foto’s maken bij elk uitzichtpunt dat bezocht gaat worden. Ik ga er zelf ook op letten, eens kijken hoe dat gaat.

We laten gelukkig de kudde toeristen achter ons en lopen verder door de bossen. Het is koud, erg koud, maar toch eten we in de buitenlucht onze lunch op. Ik moet bijna een traantje wegpinken wanneer het laatste likje pindakaas in mijn mond verdwijnt; “Dag Pindakaas! Tot over een week of drie, hopelijk mag je dan mee met Renee zodat ik je weer in mijn armen kan sluiten!”. We komen ook nog langs een beverdam, tenminste, als ik het bordje moet geloven dat erbij staat. Ik zie nergens een echte burcht en vraag me af of het hier niet gaat om een verstrooide boswachter die zijn roeping als houtzager gemist heeft. Maar het ziet er allemaal leuk uit, al die takjes die het water tegenhouden. Als het minder koud was dan was ik hier wellicht wat langer gaan zitten om te kijken of er nog een bever te spotten valt.

Via een veenmeer lopen we naar het bezoekerscentrum waar de bus ons weer komt ophalen. We hebben ongeveer 4 uurtjes rondgelopen in het dal en vinden het wel weer mooi geweest. Binnen in het bezoekerscentrum bekijken we nog geïnteresseerd naar een tentoonstelling over gletsjers en de Yaghan indianen. De vele maquettes die we aantreffen geven een mooi beeld van hoe het er hier aantoe ging vóór de komst van de Europese zeevaarders. Toch wel bijzonder dat mensen hier tot in de 19e eeuw op zo’n primitieve manier leefden, je zou denken dat dat duizenden jaren geleden is.

Eenmaal terug in de bewoonde Ushuaiaanse wereld, gaan we uit eten en spelen we een eerste en laatste potje pool, want natuurlijk kan Leo niet zonder dit tafelspel gespeeld te hebben terugkeren naar Nederland, niet nadat Jeroen er ook aan moest geloven. Hopelijk vindt Renee het ook leuk om te doen, want veel keus heeft ze niet, iedereen die me op komt zoeken is verplicht een potje pool te spelen. Dat hoort nu eenmaal bij het reizen door Zuid-Amerika vind ik. Gelukkig kan ik de meeste potjes van Leo winnen en blijft mijn status als poolkoning van het zuidelijk halfrond overeind.

Comments are closed.

Post Navigation