En daar gaan we weer, na één dagje opleving is er alweer sprake van een nieuwe reisdip. Nergens echt zin in, geen toeristische attracties meer, geen beroemde gebouwen bekijken, geen foto’s maken om alles vast te leggen voor het nageslacht, geen gesprekjes meer met medereizigers; “Waar kom je vandaan? Waar ben je geweest? Was het daar leuk? Wat moet ik daar echt zien? Heb je ook Facebook?”. Nee! Rust, zitten en niks doen, uitslapen, het Nederlandse nieuws volgen via internet, skypen met Renee, een roman lezen, pokeren op mijn laptop, alles wat maar niet met reizen te maken heeft. En dat in Buenos Aires, die ene keer dat ik er ben, het is bijna om te lachen. Maar ik voel me er goed bij, ik heb er behoefte aan, dus het is goed. Gelukkig voor jullie zijn er ook activiteiten die zich in het tussengebied bevinden, waar je niet echt reist, maar toch iets interessants meemaakt, waarbij je niet veel hoeft te doen. Activiteiten waar ik wel zin in heb, want alleen maar binnen hangen en niks doen is ook om gek van te worden. De dierentuin, het natuurhistorisch museum en het grootste kerkhof van Argentinië zijn de hoofdactiviteiten tijdens mijn vijf laatste dagen alleen in Zuid-amerika. Wanneer Renee hier landt ben ik er hopelijk klaar voor om de laatste 53 dagen van mijn reis intens te kunnen genieten, alsof ik net als zij zo uit het koude Nederland ben ingevlogen.
De dierentuin stamt uit het jaar 1880 en dat is te zien aan de prachtige statige gebouwen en kooien die ik zie. Met enorme sierlijke traliewerken zijn de hoge kooien op zichzelf al een lust voor het oog. Helaas zitten veel dieren nu in een modern onderkomen waardoor de prachtige oudbouw functieloos leeg staat. De dierentuin is mooi en redelijk groot, vrijwel alle dieren die je kunt verzinnen zijn aanwezig. Hoogtepunten en tegelijkertijd dieptepunten zijn de Bengaalse tijger, de ijsbeer en de orangutan; zeldzame dieren die allen zielig en alleentjes in hun verblijf op en neer lopen. Het is om triest van te worden, maar tegelijkertijd speciaal om zulke bijzondere dieren zo dichtbij te zien. Ik vind wel dat zulke beesten altijd een maatje moeten hebben en zo niet, dan moeten ze maar naar een andere dierentuin waar ze die wel hebben. Het is alsof het lot ermee speelt, maar ook een eenzame aap in déze dierentuin komt naar me toe gelopen en drukt zijn gezicht tegen het glas aan waar ik zit. Er is verder niemand in de buurt, we hebben ons momentje met zijn tweëen. Van die waterige kraaloogjes van een orangutan die je zo hulpvragend aanstaren, dat is voor de meest stoere Hells Angel nog wel een moment om een traantje weg te pinken. Zo heeft de natuur het echt niet bedoeld, zo’n beest alleen achter een glasplaat! Gelukkig zijn er ook positieve momenten; de zeehonden zijn erg leuk om te zien en hebben het wèl zichtbaar naar hun zin. Voor 2,5 euro is het mogelijk om vijf visjes te kopen en die te voeren aan de hongerige bedelaars. De zeven beesten springen en zwemmen kwijlend over elkaar heen om in aanmerking te komen voor een felbegeerd visje, iets dat zowel zeehonden als toeschouwers zichtbaar plezier geeft. Andere noemenswaardigheden zijn een indrukwekkende leeuw, pirana’s en de knaagdieren die overal in het park rondlopen. Ze huppelen gewoon wat in het rond en je mag ze voeren waar en wanneer je maar wilt. De kinderen vinden het in elk geval prachtig. Ik ben blij dat ik even naar de dierentuin gegaan ben, maar het niet echt veel beter of anders dan het aanbod in Nederland.
En dan het natuurhistorisch museum. Tja, wat kan ik daarover zeggen… Een interessante verzameling schelpen vooral. De schelpencollectie heeft exemplaren die ik nog nooit eerder heb gezien, met sierlijke en uiterst breekbare tentakels aan schelpen, waarvan ik me afvraag hoe ze in godsnaam in volmaakte toestand in het museum terecht zijn gekomen. Toch een wonderlijke wereld daar op de bodem van de zee, een wereld waar we eigenlijk nog maar zo weinig vanaf weten. De rest is niet echt vernieuwend, maar wel goed opgezet. Een groot gedeelte gaat over dino’s en er is veel aandacht voor skeletten van walvissen, wat toch wel indrukwekkend is. Alleen al de schedel van zo’n monster van meer dan 20 meter lang is zo groot dat hij niet in mijn studentenkamer zou passen.
Het natuurhistorisch museum bevindt zich in een buitenwijk en er is een rommelmarkt die dag. Na mijn museumbezoek loop ik over de rommelmarkt en het voelt alsof ik in Nederland ben. Alle kraampjes bieden dezelfde troep aan als die je in de Brabanthallen tegenkomt op zo’n zonnige zondag. Spullen die eigenlijk best handig zijn als je ze in een kraampje ziet liggen, maar die als je ze eenmaal in huis hebt nooit of te nimmer meer aanraakt. In het park eet ik een superpancho, dat zoveel wil zeggen als een grote hotdog overgoten met saus en frietchips. Het is aangename bedrijvigheid in het park net als op koninginnedag in het vondelpark in Amsterdam, maar dan met een iets aangenamere temperatuur. Wanneer ik wegloop komt er nog een of andere zwerver op me af om me een hand te geven. Dat gebeurt hier in de stad wel vaker trouwens, dat er ineens iemand op je afstapt voor geld of iets anders. Dan negeer ik diegene kei hard en loop snel weg, want dat zijn de momenten dat je overvallen of ergens ingeluisd wordt denk ik. Het heeft een voordeel dat ik kan doen alsof ik geen Spaans spreek. Engels kunnen die zwervers toch niet en dan kan ik zonder op-of omkijken doorlopen. Ik hoorde laatst een verhaal van een Australisch meisje in de metro, die zogenaamd per ongeluk werd ondergespoten met mayonaise en bij het schoonmaken door de dader en zijn handlangers werd bestolen. Een bizar verhaal, zoiets wil je niet meemaken. Het blijft dus oppassen hier, maar je moet ook een beetje geluk hebben en slim zijn. Gelukkig voelt het nog altijd een stuk veiliger dan Quito, daar liepen pas echt ongure types rond.
Op mijn laatste dag alleen in Zuid-Amerika (als het goed is tenminste) bezoek ik het grootste kerkhof van Argentinië. Ik heb inmiddels al behoorlijk wat kerkhoven gehad, maar toch heb ik het idee dat ik hier geweest moet zijn. Alleen al op de plattegrond die ik van de stad heb ziet de begraafplaats er zo groot uit dat het wel indrukwekkend móet zijn om er rond te lopen. Ik neem metrolijn B en stap uit bij het eenvoorlaatste station. Ik kom boven in een obscure buitenwijk, zoeen waar je allerlei vreemde mensen op straat ziet rondkuieren, zonder enig doel in hun looppatronen. Er zijn in geen velden of wegen toeristen te bekennen, ik zal dus een beetje op mijn hoede moeten zijn; dit zijn die buurten waar je ineens de verkeerde tegen kunt komen. Ik betreed de begraafplaats via een enorme entree met zuilen. Dat belooft wat! In het rijk der doden zie ik ontelbare graven die er stuk voor stuk statig maar vervallen uitzien. Het is echt bizar hoeveel deze begraafplaats op de begraafplaats in Parijs lijkt die ik twee jaar geleden bezocht. De vele dodenhuisjes staan netjes in grote blokken waartussen verschillende paadjes en straten lopen. Omdat er niet veel mensen zijn op de enorme begraafplaats besluit ik om op de hoofdweg te blijven en niet te gaan dwalen tussen de graven. Mocht je dan ineens een rare kwast met een mes tegenkomen dan kun je dag zeggen tegen je camera, en dan mag je nog blij zijn als het daarbij blijft. Ik loop verder over de hoofdweg en kom aan het einde uit bij wat lijkt op een groot open grasveld. Enigszins teleurgesteld wil ik omdraaien, maar dan zie ik een aantal mensen lopen en besluit ik toch maar even een foto te gaan maken van het groene hart van de begraafplaats. Niet veel stappen later kom ik erachter dat het maar goed is dat ik even doorgelopen ben. Onder de grond, tot twee enorme verdiepingen diep onder het maaiveld, zie ik een hoeveelheid graven waar je u tegen zegt. Ik heb al veel opstellingen en flatconstructies gezien op begraafplaatsen, maar dit overtreft echt alles. Hier moeten wel duizenden mensen begraven liggen, zo niet nog meer. Op internet lees ik later dat de begraafplaats stamt uit 1897 en zijn bestaan voornamelijk dankt aan een uitbraak van gele koorts. Bestaande begraafplaatsen konden het aantal doden gewoonweg niet aan en dus werd er een geheel nieuw dodenrijk gemaakt. Later werd hier ook president Juan Peron begraven, maar zijn resten zijn inmiddels verplaatst naar zijn voormalige woonplaats San Vicente (geen idee waar dat ligt). Ik loop terug naar de hoofdingang via een paar voor mij nieuwe straatjes en zie veel opengebroken en vervallen graven. Dit is niet echt een gezellige plek om alleen rond te lopen, vooral omdat er niemand is en je totaal niet weet wie je tegen kunt komen. Stel je voor dat het ook nog eens donker is, volle maan of zo, dat moet wel de ultieme horror-avond zijn. Ik bewonder de oude houten grafkisten die ik overal kan zien liggen. Wat bijzonder dat ik zo dicht bij al die doodskisten kan komen. Je kunt bij wijze van spreken gewoon een graf binnengaan en even een kist open maken, al is het alleen al uit nieuwsgierigheid. Net voordat ik de begraafplaats verlaat kom ik nog even een stukje Rome tegen. Toch leuk dat Italië ook is vertegenwoordigd hier in Buenos aires.
Ik reis terug naar mijn hostel, krijg in de metro nog een aantal jongleer-en muziekacts te zien en te horen en eet mijn diner op deze warme kerstavond bij het enige restaurant in de stad dat nog open lijkt te zijn; Pizzaria El Rey. Heerlijke pizzapunten voor nog geen anderhalve euro per stuk, dit is genieten. Een ijskoude fanta ernaast en je hoort mij niet meer klagen. Het is trouwens echt bloedheet vandaag, met 36 graden Celcius de heetste dag op mijn reis tot nu toe (iets met mussen en daken enzo). Het zweet druipt langs mijn lichaam en alleen al voor het ijskoude binnenklimaat bij de pizzaria zou ik de 4,5 euro over hebben gehad die ik uiteindelijk voor mijn eten kwijt ben. Tot slot, als besluit van mijn solo-reis door Zuid-Amerika, loop ik in de avondhitte naar de obelisk, het centrale punt van Buenos Aires en een mooie eindmarkering voor mijn reis alleen. Vanaf morgen begint de laatste etappe met Renee, ik ben benieuwd!