Vandaag laten we Rosario achter ons en daarmee de Argentijnse steden. We steken Rio de la Plata over en rijden per bus naar Colon, een klein dorpje op de grens tussen Argentinië en Uruguay. Vanuit Colon, wat overigens best een aardig dorpje lijkt te zijn door haar gunstige ligging aan de rivier die de Argentijnse landsgrens markeert, kunnen we meteen door naar Ubajay. Ubajay ligt een uurtje rijden ten noorden van Colon en stelt voor ons niet veel méér voor dan een kleine busstop met wegrestaurant naast de snelweg. Het kost enige moeite en we moeten op verschillende plekken navraag doen in het Spaans, maar uiteindelijk is er een behulpzame winkelbediende die een taxi belt om ons naar ons eindstation te transporteren; Nationaal park El Palmar. We hebben nog even gedacht om vanaf de parkentree naar de camping in het park te gaan lopen, maar de 12 kilometer lange wandeling met volle bepakking in de warme avondzon klinkt niet echt als een lekker avondwandelingetje. Daarbij is mijn backpack op mijn reis nog nooit zo zwaar geweest als nu, waarschijnlijk door de recente toevoeging van een tweepersoons luchtbed aan mijn garderobe (ik zit denk ik zeker aan 20 kg nu). Het is maar goed dat we een taxi hebben genomen naar de camping, want de eindeloze verlaten zandweg naar de camping ziet er warm, saai en stoffig uit wanneer we er later overheen rijden.
We komen aan bij de camping waar we de komende 3 nachten zullen verblijven. Nationaal park El Palmar is één van de 72 nationale parken in Argentinië en geldt als afgelegen en niet gemakkelijk bereikbaar. Dat hebben we aan den lijve ondervonden, het kostte ons twee keer overstappen, veel tijd en 40 euro per persoon om hier te komen, maar dan heb je ook wat. Onderweg in de taxi zien we al ongelooflijk veel verschillende soorten vogels vliegen overal en zelfs een paar carpinchos/capibara’s lopen (de grootste knaagdieren ter wereld), die ik voor het laatst in de Boliviaanse jungle zag (zie dag 82). En op de enorme camping van zes hectare, waar we zelf een plekje mogen uitkiezen, zien we verschillende leguanen rondsloffen. Een paradijsje dus hier, en dat tussen alleen maar Argentijnen en andere Zuid-Amerikanen, want er zijn kennelijk weinig andere backpackers die zoveel moeite doen voor een overnachting op een camping tussen de palmbomen en de dieren. We zoeken een mooi plekje achteraan de camping tegen de bosrand en beginnen met het opzetten van het tentje dat Renee van haar vriend Robert heeft gekregen (nog bedankt voor het lenen Robert!). Al snel moeten we lachen tijdens het opzetten, niet omdat het niet lukt om de tent in elkaar te zetten, maar omdat we erachter komen dat het tentje echt veel en veel te klein is voor ons, ons luchtbed en de backpacks. De situatie is redelijk ludiek, helemaal wanneer we beginnen het luchtbed op te blazen en erachter komen dat dat er zelfs nog maar net in past. Het luchtbed wordt uiteindelijk een goede 20 centimeter dik en vult de gehele vloer (zelfs iets daarbuiten, de tent staat bol). We leggen onze backpacks binnen en er is nauwelijks ruimte over om te liggen, laat staan voor twee personen; Dat wordt een gezellig nachtje! Als twee chocoladerepen in hun precies passende verpakking brengen we de nacht door, zwetend tegen het tentdoek en de backpacks aan; dit moeten we morgen echt anders gaan doen want anders houden we het geen drie nachten vol hier. In de avond zien we vanuit de tent een prachtig heldere sterrenhemel en horen we in het donker rare knaagdieren met elkaar vechten. In het licht van mijn zaklamp lijken ze wel een mix tussen enorme ratten en dassen, maar het blijken in elk geval redelijk tamme en ongevaarlijke knaagdieren te zijn.
Het was een redelijk slapeloze nacht die eerste, maar op dag twee leggen we onze backpacks buiten onder een boom, ingewikkeld in mijn poncho en beveiligd met mijn stalen snoer aan een boom. Nu de backpacks uit de tent zijn is het net te doen, al hebben we nog wel wat moeite met de waardevolle spullen en het eten op ons bedje, maar die willen we niet graag buiten neerleggen. Daarnaast is het erg warm overdag en duurt het tot diep in de nacht voordat onze tent een aangename temperatuur heeft bereikt. Onze eerste kampeersessie is dus niet ideaal, maar het gaat. We lopen vandaag een stukje door het bos en komen uiteindelijk bij een klein strandje uit. Net als het dorpje Colon grenzen ook dit park en onze camping aan de rivier die Argentinië van Uruguay scheidt en dus kunnen we aan de overkant het land zien liggen dat we over een paar dagen zullen gaan bezoeken. Het strandje aan de rivier is van fijn geel zand en we zwemmen een klein kwartiertje in de bruine rivier, lekker verfrissend op zo’n warme dag. We lopen terug. Naast veel vogels en insecten zien we tijdens onze wandeling door de bossen ook de resten van wat ooit een steenoven was. Er zijn vele sporen van beschaving hier in het park, sporen die uit verschillende tijdperken komen, zelfs van enkele honderden jaren geleden. Best interessant, al is alle informatie in het Spaans en kunnen we er helaas niet veel van maken. Toch wel raar dat hier zo’n groot nationaal park ligt waar je als backpacker moeilijk kunt komen en niemand Engels spreekt of leest. Wellicht een aandachtspuntje voor de toekomst, backpackers zullen het hier best leuk vinden denk ik. De rest van de dag kijken we een beetje rond in het bezoekerscentrum en op de camping. In de avond een potje kaarten waarbij we nog wat enorme kikkers (of padden?) zien rondspringen. Maatje “groter dan je vuist”, misschien het best vergelijkbaar met het formaat van een grote grapefruit. In elk geval de grootste amfibiën die ik ooit heb gezien, dat is zeker. Gelukkig is er genoeg eten voor ze, want de camping zit vol met vliegen, muggen en andere insecten die zich doodvliegen tegen de warme lampen. De kikkers weten er wel raad mee.
Op onze tweede dag in El Palmar is het tijd voor een lange wandeling. Er zijn verschillende uitzichtpunten in het park waar je meer kunt zien van de grote hoeveelheid palmbomen waar het park zijn bestaansrecht aan verdient dan in de buurt van onze camping. De vele honderden palmbomen die El Palmar rijk is zijn het restje van een veel groter gebied dat hier ooit begroeid was met deze bijzondere bomen. Gelukkig is er nog een flink stuk bewaard gebleven, samen met bijbehorende flora en fauna. We lopen naar het meest westelijke uitzichtpunt in het park waar als het goed is de hoogste palmbomen staan. Een wandelingetje van maar liefst 10 kilometer (enkele reis), maar je moet er natuurlijk wel iets voor over hebben om ze te zien. Al snel komen we erachter dat we niet alleen de enige Europeanen in het park zijn, maar ook de enige reizigers zonder auto. In dit park ontbreekt het aan lange natuurlijke bospaden, al het verkeer gaat via de grote zandweg waarover we gekomen zijn. Belachelijk veel verkeer is er niet, maar die ene auto per 5 minuten is toch genoeg om je een beetje aan te ergeren. We hadden gehoopt onderweg wat wildlife te kunnen spotten, maar die vogels en knaagdieren bedenken zich wel twee keer voordat ze in de buurt van een autoweg komen. Toch zien we op onze lange wandeling in de hete middagzon nog wel wat opzienbarende beesten, met als hoogtepunt een wandelende tak die de weg oversteekt (knap gespot door Renee, ik ging er bijna op staan).
Wanneer we na een lange en redelijk slopende wandeling bij het uitkijkpunt aankomen zien we waar we voor gekomen zijn; grote hoge palmbomen. We lopen een klein rondje in de bossen en rusten uit op een bankje. De omgeving is hier anders dan in de buurt van de camping, dus het is de moeite van het lopen wel waard geweest, maar stiekem hadden we er toch wat meer van verwacht. Gewoon iets meer paden door de rimboe, iets meer dieren en planten en iets minder passerende auto’s met luie Zuid-Amerikanen. We hebben overigens ook geen enkele keer een lift aangeboden gekregen en dat terwijl we het toch zichtbaar heet hadden en het duidelijk was waarnaar we op weg waren langs de lange doodlopende weg. De enigen die stopten waren een Parkranger en een taxichauffeur, respectievelijk om te vragen of alles goed was en om geld te verdienen. Jammer dat er niet eens gewoon iemand stopt en vraagt hoe het ermee gaat en of je mee wilt rijden. Maar goed, uiteindelijk hebben we ook onze duim niet omhoog gestoken, dus wellicht mag je dan ook niks verwachten, het viel me gewoon op.
De wandeling terug is lang en warm en we merken dat we aan het verbranden zijn (ook al loop ik de hele weg in de schaduw van mijn paraplu). We zijn dan ook erg blij wanneer de zon even achter de wolken verdwijnt en we in de schaduw verder kunnen lopen. Onderweg spotten we nog een aantal papegaaien, paarden, capibara’s en een vogelsnelweg. Dat laatste is echt bijzonder, honderden duiven vliegen van links naar rechts en van rechts naar links over onze hoofden heen. Waar ze vandaan komen en waar ze naartoe gaan is ons niet duidelijk, maar het ziet er grappig en zinvol uit zo druk als ze het hebben. Wellicht is het tijd om nesten te bouwen en worden de bouwmaterialen aangevoerd, of hebben de jongen honger en is er ergens een vrachtwagen met besjes gekanteld, we weten het niet. Eenmaal terug op de camping genieten we van een welverdiend ijsje en observeren we de andere campingbewoners. Er zijn veel kinderen van de Argentijnse scouting, een man met een trekharmonica en een gezin dat aan het BBQ-en is. BBQ-en is hier trouwens volkssport nummer 1 (op voetbal na dan), overal op de camping staan stenen grilpunten waarop je een vuurtje mag maken. Helaas eet Renee geen vlees en hebben we niks op voorraad, anders had ik ook wel even meegedaan.
We verlaten El Palmar alweer en delen onze taxi richting Ubajay met twee Argentijnse dames die toevallig dezelfde kant op moeten. De aansluiting richting Concordia is perfect en nog geen uur later zitten we in het grensplaatsje 60 kilometer ten noorden van El Palmar. Van hieruit steken we de grens over naar Uruguay, maar helaas vertrekt de volgende bus pas om 18.00 uur en is het 13.15 uur wanneer we aankomen. Eigenlijk had ik gehoopt dat we in Salto (Uruguay) naar de termale baden konden gaan waarom het plaatsje bekend staat, maar aangezien we erg laat aankomen zit dat er vandaag waarschijnlijk niet meer in. In plaats daarvan liggen we buiten op het gras bij het busstation in Concordia te wachten op de bus die ons de grens over zal rijden, de laatste keer dat ik Argentinië verlaat. Vijf uur lijkt lang, maar toch gaat de tijd redelijk snel en voodat we het weten stappen we de bus in. Tijdens onze laatste minuten in Argentinië hebben we al onze pesos uitgegeven aan sandwiches en we stappen zonder geld de bus in. Het is maar te hopen dat we het totaan een Uruguayaanse pinautomaat halen. Op de grens moeten we allemaal uit de bus voor onze welverdiende stempeltjes en de bus en alle bijbehorende hoeken en gaten worden grondig gecontroleerd door een douanehond. Kennelijk is drugstransport hier een issue, de controle duurt in elk geval zeker 15 minuten. Uiteindelijk is de hond uitgesnuffeld, blijkt het dat iedereen braaf is geweest en rijden we weer een nieuw land binnen op mijn reis; Uruguay.
Om 20.15 uur komen we aan op het busstation in Salto. Hier in Uruguay is het een uurtje later dan in Argentinië en dus moeten we snel op zoek naar een slaapplaats. Na veel wikken en wegen besluiten we om toch maar meteen door te reizen naar Montevideo met de nachtbus van 24.00 uur. Het was leuk geweest om even de bekende termen bij Salto met een bezoekje te vereren, maar Renee is verbrand door de zon en kan waarschijnlijk niet echt genieten van het hete water. Daarnaast is het redelijk wat gedoe om bij de termen te komen en is het nog maar de vraag of we er een betaalbare slaapplaats gaan vinden. Ook winnen we weer een dagje tijd wanneer we meteen doorreizen naar de hoofdstad, geen onaantrekkelijke gedachte. Voordat we nachtbus instappen smullen we nog wel even van een uitgebreide maaltijd. We eten heerlijk Arabisch brood gevuld met groente (voor Renee) en kip (voor mij). Als toetje kiezen we voor een “stukje” lemon pie en een “stukje” cheesecake wat neerkomt op twee keer een kwart taart van 4 euro per stuk, echt een (suiker)maaltijd op zich, We hebben dus meteen kennis gemaakt met de Uruguayaanse keuken, waarbij volgens mijn reisgids toetjes en Westerse invloeden een grote rol spelen. Tot nu toe bevalt Uruguay ons prima, het busstation in Salto is erg modern en het eten voortreffelijk. Als we deze trend de komende week door kunnen zetten zou dit landje wel eens een aangename verrassing op mijn reis kunnen worden.
Hoi Sander en Renee,
Fijn dat de foto’s nu bij jullie verhaal staan.
maakt het toch een stuk levendiger
Sander hoe durf je te klagen over je slaapaccommodatie.
Als een echte Hugh Hefner naast een echte bunny liggen is niet iedereen gegund.
Groeten Rob