Voordat we vandaag Montevideo alweer achter ons laten willen we nog wat rondlopen in de stad, want onze bus vertrekt pas om drie uur in de middag. Helaas is de manager van het hostel ons niet gunstig gezind, want het is volgens haar niet mogelijk om onze backpacks een paar uurtjes in het hostel te laten liggen. Een beetje flauw vinden wij, er is genoeg ruimte om even twee tassen neer te leggen, maar waar geen wil is is geen weg. Met onze backpacks zitten we op een pleintje in de schaduw van een enorme boom nog even te observeren wat er om ons heen allemaal gebeurt, maar dan gaan we toch maar richting het busstation, ook al moeten we nog zeker drie uur wachten. We komen uit bij een groot eetplein, waar meerdere fastfoodketens hongerige reizigers voorzien van een goede lunch. Er is gratis draadloos internet, dus we zijn wel even zoet; ik met mijn laptop en Renee met haar telefoon. Het klinkt een beetje suf, ben je eindelijk in Uruguay en ga je zitten internetten, maar soms heb je toch even behoefte aan lekker hersenloos surfen, helemaal als je al zo lang onderweg bent en al zoveel gezien en gedaan hebt.

De bus naar Punta del Diablo vertrekt exact volgens planning en we zitten helemaal vooraan bovenin de dubbeldekkerbus. Vier uur lang trekt het glooiende Uruguayaanse landschap aan ons voorbij, dat interessanter is dan de Argentijnse oostkust die ik eerder zag. Het hoogteverschil in het landschap is minimaal, maar het maakt alles toch een stuk levendiger. Daarbij zien we verschillende roofvogels, vele koeien en af en toe een stuk zee achter de duinen opdoemen. Een heel stuk afwisselender dan de eindeloze dorre graslanden in Argentinië dus, maar daar is ook niet veel voor nodig.

Op het busstation in Punta del Diablo stappen we uit tussen tientallen zo niet honderden jongeren; het lijkt hier Salou wel! De één is nog schaarser gekleed dan de ander en ze zijn duidelijk hier om een flink feestje aan het strand te bouwen. Tussen al het jong grut (wat word ik toch oud) lopen er ook een aantal zwerfhonden rond op zoek naar wat eten. Best triest hoe sommige dieren er hier aantoe zijn, met open wonden waar zelfs de maden in rondkruipen. Helaas kunnen we niet veel voor ze betekenen op onze doorreis, het blijft bij wat brood toewerpen en een beetje aaien.

Om 20.45 uur laten we deze bizarre plek achter ons en rijden per bus richting Nationaal Park Santa Teresa, waar we 20 minuten later al aankomen. Net als in Nationaal Park El Palmar in Argentinië, is het hier mogelijk om voor relatief weinig geld te kamperen in de bossen. De meeste mensen die hier vakantie vieren hebben echter een auto tot hun beschikking om het enorme park te doorkruisen. Wij zijn aangewezen op alternatieve vervoersmiddelen, wat vanavond neerkomt op een taxi die ons het park in rijdt. Het kost 8 euro om ons naar Playa Grande te brengen, volgens de chauffeur het rustige gedeelte van het park. Hier kunnen we kamperen in de buurt van een enorm strand, met ons tentje tussen de bomen. Tegen de tijd dat we goed en wel arriveren is het al 22.00 uur en donker. Het zoeken van een geschikte plek voor onze tent valt daardoor erg tegen, helemaal omdat het toch nog behoorlijk vol staat met andere tentjes en we niet goed weten waar de zon opkomt. Op goed geluk kiezen we een bosje uit, zetten ons veel te kleine tentje weer op en beginnen aan het blaaskwartiertje (ons luchtbed). Als dagafsluiter lopen we net voordat we naar bed gaan nog even naar het strand om te kijken waar we terecht zijn gekomen. Het is een heldere nacht en we zien veel sterren boven het enorme strand. De Melkweg is goed zichtbaar als een grote band die de hemel doorkruist. Gelukkig; het lijkt erop dat we een aardig plekje hebben gevonden voor de komende dagen.

 

Om 09.30 uur worden we door de warme ochtendzon onze tent uitgebrand en nemen we een verfrissende duik in zee. Het strand lijkt veel op wat we in Nederland gewend zijn; breed met veel zacht zand en duinen. De temperatuur van het zeewater is prima; in het begin misschien wat fris, maar als je eenmaal door bent exact de juiste verkoelende temperatuur. Daarbij is het zoute water goed voor onze huid, die na nacht 1 helemaal onder de rode bultjes zit, waarschijnlijk door mierenbeten. Een aantal dagen geleden moesten we nog lachen om een ander meisje; “wat ziet die eruit zeg!”, en nu zijn we het zelf. We luieren en ontbijten wat op het strand en in de middag probeer ik met de beperkte middelen die tot mijn beschikking staan een luifeltje te bouwen om onder te zitten bij onze tent. Het is namelijk boven de dertig graden en de middagzon brandt enorm, ik word gek van de warmte (nooit geweten dat schaduw een eerste levensbehoefte kan zijn). De tent verplaatsen we iets meer richting de bosjes, oplettend voor al die scherpe prikkelplanten op de grond die meedere malen als naalden in mijn tenen blijven hangen. Hopelijk overleeft het luchtbed deze stekelachtige omgeving, want het zou jammer zijn als we dit park moeten verlaten omdat we geen bed meer hebben. Met behulp van wat takken, touw en mijn Peruaanse poncho, krijgt de Robinson Crusoë in mij het voor elkaar om wat schaduw te creëren; wat een genot!

Aan het eind van de middag lopen we het lange strand af, op weg naar een kleine supermarkt en een restaurantje in het hart van het park. Het is bijna twee uur lopen (die afstanden op het strand zijn altijd groter dan ze lijken), maar dan komen we bij het goed onderhouden parkcentrum aan, waar we een tropische tuin, een vogelkijkhut en een paar bijzondere gebouwtjes aantreffen. Hoewel onze rust in de vogelkijkhut een beetje wordt verstoord door luidruchtige Uruguayanen, die kennelijk het concept achter dit bouwwerk niet helemaal snappen, zien we verschillende mooie vogels en carpincho’s. Het meertje waarop we uitkijken is een prachtig stukje natuur, een oase van rust. We begeven ons weer richting de bewoonde wereld en wanneer we even later boodschappen doen bij de supermarkt blijkt bij de kassa dat alleen militairen er bevoegd zijn om spullen te kopen. Santa Teresa Nationaal Park wordt gerund door militairen en blijkbaar zitten we nu op hun basis. Gelukkig is er een vriendelijk militair die ons zijn code geeft om af te rekenen en kunnen we onze rijstewafels en frisdrank toch meenemen. Het diner in het nabijgelegen restaurant is niet erg speciaal, maar onze buik is gevuld en we hebben genoeg energie voor het uur dat we terug moeten lopen naar onze tent. Het is inmiddels wel donker geworden in het park en we moeten onze zaklamp gebruiken om langsrazende auto’s te waarschuwen voor onze aanwezigheid. Na tien minuten lopen stopt er een langsrijdende auto een stukje vóór ons. Het portier van de bijrijder zwaait open en een vriendelijke Uruguayaanse jongedame vraagt ons of we misschien een lift willen naar de camping. Dat aanbod slaan we natuurlijk niet af en binnen enkele minuten leggen we de weg af naar de camping, die toch wel wat langer is dan we ons hadden voorgesteld. We hebben geluk dat de dames zo vriendelijk waren om ons op te pikken, dat is dus het verschil in mentaliteit tussen Uruguayanen en Argentijnen (in El Palmar kregen we echt geen lift aangeboden, al liepen we uren lang in de hete zon). Wanneer we bij de tent arriveren en nog snel even onze tanden gaan poetsen in het wc-huisje vóór het slapen gaan, zien we op de weg een schorpioentje lopen. Het is maar een kleintje, een centimeter of 4 lang, maar toch niet echt een prettig idee om tussen deze beesten in een tentje te slapen, vooral niet voor mijn vrouwelijke wederhelft. Hopelijk wordt dit geen herhaling van Maleisië, waar we snachts slaapdronken een schorpioen in ons bed aantroffen.

 

Dag drie beginnen we vermoeid. Vannacht hebben we slecht geslapen; Renee moest om het half uur naar de wc en ik werd daardoor steeds wakker (ik zak dan plots vijf centimeter naar beneden op ons zachte luchtbed). Of Renee een blaasontsteking heeft of iets anders weten we niet zeker, maar in elk geval is het niet goed. Gelukkig gaat het later alweer beter en kunnen we zonder verdere problemen een dagje op het strand doorbrengen. Het klussen met stokken en touwen is me wel bevallen gisteren en vandaag is het tijd voor een buitenhuisje op het strand. In de brandende middagzon ga ik aan de slag met de middelen die voorhanden zijn en een kwartiertje later staat de constructie. Dat kwartiertje blijkt zon blijkt helaas wel genoeg om te verbranden die dag, wellicht in combinatie met het onbeschermd zwemmen in zee. We slapen die dag bij op het strand onder ons afdakje, prima uit te houden met dat lekkere zeebriesje. In de avond maak ik mijn meest bijzondere sandwich ooit met spullen die we kochten bij de mini-kiosk op de camping. Stokbrood met Mais, tonijn, olijven en smeerkaas; een combinatie die ik nog nooit eerder heb geprobeerd. Het smaakt niet verkeerd, al kan ik ook niet zeggen dat dit nu een echte aanrader is. Die middag komen we overigens nog meer te weten over de aanwezige fauna in dit park; In het gras vlakbij onze tent vindt Renee een dode slang van ongeveer 50 centimeter lang. De slang lijkt pas net overleden en ik maak van de mogelijkheid gebruik om wat foto’s te maken van het reptiel. Een beetje laf dus eigenlijk, het was stoerder geweest als de slang nog leefde en ik een soort Steve Irwin kon spelen, maar het is niet anders. Op de foto’s lijkt de slang overigens nog best levend, dus wie dit verhaal niet leest zal me wellicht geloven als ik zeg dat het een levende slang was.

 

Op onze laatste volle dag in dit enorme park maken we een wandeling. Op ongeveer 30 minuten lopen van onze camping zou er een wandelpad moeten zijn in de bossen waar je een goede indruk krijgt van het oorspronkelijke bos. Door de slechte bewegwijzering vinden we na lang lopen in plaats van het wandelpad een uitkijkpunt, vanwaar we over het hele park kunnen uitkijken. Ook best mooi, maar we zijn toch echt gekomen voor het wandelpad door de jungle. Uiteindelijk kost het in tootaal zeker één uur lopen in de hete zon om het pad te vinden, wat overigens best aardig is. We zien onderweg helaas niet veel dieren, maar dat is ook niet echt gebruikelijk als je midden op de dag door de bossen wandelt. Eigenlijk moet je snachts op pad, of vroeg in de ochtend, dan heb je nog eens kans om een wild zoogdier of wat grote spinnen te spotten. We krijgen tijdens onze wandeling verschillende doorkijkjes op de glooiende omgeving en zien een aantal bijzondere palmbomen en vlinders, maar veel meer is het niet.

Eenmaal terug bij ons kamp rusten we wat uit en vertrekken daarna op onze tweede wandeling van vandaag; via het strand naar het dorpje Punta del Diablo. Op nog geen uurtje lopen, om de hoek van een landtong, ligt dit feestdorpje te wachten op een nieuwe zwoele partynight. Hier vinden we veel van de jongeren terug die we eerder op het busstation zagen, dit is het mini-Salou van Uruguay. Het is erg druk op het strand en we prijzen ons gelukkig dat we net even iets verderop slapen, tussen de bomen aan het grote lege strand. We eten wat in het dorpje, voeren een arme zwerfhond met onze etensresten, zwemmen even en keren dan weer terug naar de stilte. Na een zonsondergang vanaf het strand vallen we bijtijds in slaap, de laatste nacht in ons kleine tentje tussen de mieren, muggen, kevers, schorpioenen en slangen. Het is wel leuk zo’n avontuurtje in de bossen op zijn tijd, maar toch kijken we weer naar een degelijke hotelkamer.

One Thought on “Dag 172 tot 175: Santa Teresa

  1. Maaike on 24/01/2013 at 10:57 said:

    Hoi Sander en Renee,

    Het klinkt allemaal bijzonder avontuurlijk, maar ik ben toch blij dat ik hier elke avond in mijn heerlijke bed kan stappen en niet ergens in de jungle tussen allerlei enge beesten moet overnachten. Ik zou echt geen oog dicht doen! Wel een heerlijk strand en een prachtige zee, maar die vis op het strand zou me er dan toch wel weer van weerhouden om me in het water te begeven. Op het comfort dat je als een echte Robinson Crusoe in elkaar hebt geknutseld (hulde!) ben ik ook niet echt jaloers, kortom, het is maar goed dat jullie daar zitten en niet ik!
    Fijn dat jullie er zo van genieten, nog even en dan zullen jullie weer moeten wennen aan het gewone dagelijkse leven, maar dan ben je in ieder geval elke avond verzekerd van een fijn bed zonder vooraf de longen uit je lijf te blazen!

    Heel veel groetjes, ook van Puck,
    Maaike
    En uh….volgens mij was die slang nog gewoon levend hoor!

Post Navigation